Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BB1570

Datum uitspraak2007-08-10
Datum gepubliceerd2007-08-13
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers05/3684 WAO
Statusgepubliceerd


Indicatie

Weigering WAO-uitkering. Geen onderzoek naar visusklachten. Onzorgvuldig medisch onderzoek.


Uitspraak

05/3684 WAO Centrale Raad van Beroep Enkelvoudige kamer U I T S P R A A K op het hoger beroep van: [A. te B. ] (hierna: appellante), tegen de uitspraak van de rechtbank Arnhem van 3 mei 2005, 04/3012 (hierna: aangevallen uitspraak), in het geding tussen: appellante en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv). Datum uitspraak: 10 augustus 2007 I. PROCESVERLOOP Appellante heeft hoger beroep ingesteld. Namens appellante heeft mr. M.F. van Willigen, advocaat te Arnhem, de gronden van het hoger beroep ingediend. Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 29 juni 2007. Appellante is verschenen in persoon, bijgestaan door mr. Van Willigen. Het Uwv was vertegenwoordigd door mr. W.J. Belder. II. OVERWEGINGEN Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellante tegen het besluit van het Uwv van 2 november 2004 (bestreden besluit) ongegrond verklaard. Bij dat besluit is de weigering om appellante een arbeidsongeschiktheidsuitkering toe te kennen per 26 januari 2004 gehandhaafd. De rechtbank heeft daartoe overwogen dat er geen redenen zijn om te twijfelen aan de juistheid van de door het Uwv vastgestelde belastbaarheid van appellante. De geduide functies kennen geen belasting die de belastbaarheid van appellante overschrijdt. In hoger beroep heeft appellante hiertegen aangevoerd dat zij meer beperkt is dan door het Uwv is aangenomen. De vermoeidheid als gevolg van de schommelingen in de bloedglucosewaarden was zo ernstig dat zij niet in staat was om te werken. Bij hypers en hypo’s en bij sterk wisselende bloedglucosewaarden ziet zij slecht tot zeer slecht. De geduide functies van archiefmedewerker, productiemedewerker voedingsmiddelen industrie, productiemedewerker industrie en acquisiteur zijn niet passend. De bezwaarverzekeringsarts heeft in zijn rapportage van 23 augustus 2005 aangegeven dat het werk in zwaarte is aangepast en dat een zware beperking in het aantal uren per dag is aangenomen. De oogklachten zijn tijdens het onderzoek door de primaire verzekeringsarts niet geclaimd en zijn dus niet relevant voor de datum in geding. De Raad stelt vast dat appellante op de Vragenlijst medische informatie WAO d.d. 27 januari 2004 heeft aangegeven dat zij door de steeds ontregelde bloedsuikerspiegel last heeft van onder andere zware vermoeidheid, slecht zien en desinteresse. Tijdens het onderzoek door de primaire verzekeringsarts op 23 maart 2004 is aan de visusklachten geen aandacht besteed. Ter zitting bij de Raad heeft het Uwv aangegeven dat deze klachten onderzocht hadden moeten worden. Nu dit niet is gebeurd is het medische onderzoek onzorgvuldig geweest. Reeds hierom kan het bestreden besluit geen stand houden. Het besluit en de aangevallen uitspraak waarbij dat besluit in stand is gelaten worden vernietigd en het Uwv wordt opgedragen een nieuw besluit op bezwaar te nemen, waarbij aandacht is besteed aan de visusklachten van appellante. De Raad acht termen aanwezig om op grond van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht het Uwv te veroordelen in de proceskosten van appellante in beroep en in hoger beroep. Deze kosten worden begroot op € 322,= voor verleende rechtsbijstand in eerste aanleg en op € 644,= voor verleende rechtsbijstand in hoger beroep, in totaal € 966,=. III. BESLISSING De Centrale Raad van Beroep, Recht doende: Vernietigt de aangevallen uitspraak; Verklaart het beroep tegen het bestreden besluit gegrond en vernietigt dat besluit; Bepaalt dat de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen een nieuw besluit op bezwaar neemt met inachtneming van deze uitspraak; Veroordeelt de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen in de proceskosten van appellante in eerste aanleg en in hoger beroep tot een bedrag groot € 966,=, te betalen door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen; Bepaalt dat het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen aan appellante het in eerste aanleg en in hoger beroep betaalde griffierecht van € 140,= vergoedt. Deze uitspraak is gedaan door I.M.J. Hilhorst-Hagen. De beslissing is, in tegenwoordigheid van A.C.W. Ris-van Huussen als griffier, uitgesproken in het openbaar op 10 augustus 2007. (get.) I.M.J. Hilhorst-Hagen. (get.) A.C.W. Ris-van Huussen. DK